De lichten uit

Mattheüs 24:22-29

We moeten bij het lezen in de gaten blijven houden dat dit allemaal niet aan ons is geschreven. Jezus spreekt tot zijn discipelen in de eerste eeuw. Wanneer we de Bijbel lezen en bestuderen moeten we de doelgroep in gedachten houden, m.a.w. wat betekent het voor de oorspronkelijke toehoorders? Weet jij van enig boek in de Bijbel dat geschreven is aan de Europeanen? De Bijbel is niet geschreven aan ons, het is (mede) voor ons geschreven, maar niet aan ons,

“Elk van God ingegeven Schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in gerechtigheid, opdat de mens volkomen zei, tot alle goed werk volkomen toegerust.” (2 Tim 3:16-17)

De woorden van de Bijbel zijn door God ingeblazen en nuttig voor ons, maar ze zijn niet geschreven aan ons. Dus we moeten de originele inhoud begrijpen voordat we hem kunnen toepassen in ons leven. Het is niet altijd makkelijk, uit te vinden wat de oorspronkelijke bedoeling van de auteur is, omdat duizenden jaren ons scheiden van de originele toehoorders, van hun cultuur, van hun geschiedenis en hun taal. Maar als wij ons huiswerk goed doen, en tekst met tekst vergelijken, kunnen we een goede voorstelling krijgen van de bedoeling van de auteur.

Dit tekstgedeelte (Matt 24:22-29) geeft veel stof tot nadenken. Dit is één van de meest moeilijke profetische tekstgedeeltes in het nieuwe testament. Ik geloof dat de bijbel zichzelf uitlegt en mijn begrip van deze passages komt door schrift met schrift te vergelijken. We zagen in onze vorige studie dat Jezus de discipelen vertelde dat zij de “gruwel der verwoesting”, zoals gesproken door Daniël zouden zien, wat Lucas uitlegde als “Jeruzalem omringd door legers”, en als ze dat zouden zien, er een “grote verdrukking” zou komen. We zagen dat de grote verdrukking verleden tijd is, het is over, het gebeurde 2000 jaar geleden. Het was de verwoesting van Jeruzalem en zoals Jezus zei, zoiets zal er nooit weer komen.

“En indien de dagen niet ingekort werden, zou geen vlees behouden worden; doch ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden ingekort.” (Matt 24:22)

Volgens Josephus hebben 1,1 miljoen Joden hun leven verloren bij de belegering van Jeruzalem, naast al die anderen die vermoord waren in steden rondom Jeruzalem. En als de Romeinen op dezelfde manier waren doorgegaan met moordden zou de hele natie Israël verloren gegaan zijn. Als de oorlog was doorgegaan, zou er niemand zijn behouden. Doch “ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden ingekort”. Markus zegt het als volgt, “Doch ter wille van de uitverkorenen, die Hij uitverkoren heeft, zullen die dagen worden ingekort.” De uitverkorenen waren de christenen. Door de razernij van de Zeloten en de gehate Romeinen, en gedeeltelijk door het lijden dat ze te verdragen hadden in de bergen (zonder huizen en zonder voedsel) zou iedereen omgekomen zijn door het zwaard of door de hongersnood, als de dagen niet waren ingekort. Maar gelukkig werden ze ingekort. Josephus zei, “Titus zelf verlangde dat de belegering zo spoedig mogelijk zou worden beëindigd, hij wou weer terug naar Rome, naar de luxe en de genoegens van het rijke leven.” De Joden zelf hielpen ook ongewild om de dagen in te korten, door hun interne verdeeldheid en hun wederzijdse afslachting, maar ook door het verbranden van hun voorraadhuizen (waar ze nog jaren van hadden kunnen leven) waardoor er een hongersnood ontstond. Door al deze dingen werden de dagen ingekort. Anders had Jeruzalem nooit zo snel kunnen worden ingenomen. Titus zelf schreef het succes toe aan God,

“wij hebben gevochten, zei hij, en God was met ons. Dus God zorgde ervoor dat de dagen werden ingekort.”

Het was niet alleen in Jeruzalem, maar overal waar oorlog werd gevoerd zorgden de christenen ervoor dat ze wegvluchten naar omliggende gebieden, maar ook daar was gevaar.

“Indien dan iemand tot u zegt: Zie, hier is de Christus, of: Hier, geloof het niet.” (Matt 24:23)

Jezus had de discipelen gewaarschuwd tegen valse Christussen en valse profeten, maar Hij gaf hun een meer specifieke waarschuwing voor de tijd van de belegering en verwoesting van Jeruzalem,

“Want er zullen valse Christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zodat zij, zo mogelijk, ook de uitverkorenen zouden verleiden.” (Matt 24:24)

We horen van Josephus dat er in die tijd veel van zulke bedriegers waren die bevrijding van God beloofden, gebruikt door de verdorven leiders om te voorkomen dat de mensen zouden overlopen naar de Romeinen; en hoe slechter de situatie van de Joden, des te meer zouden ze luisteren naar deze misleidingen, des te meer zouden hun leiders volgen. Eusebius noemt in dezelfde tijd ook de komst van valse Christussen en profeten. Deze valse Christussen en profeten waren zo overtuigend dat indien het mogelijk was, zij de uitverkorenen zouden verleiden. Dositheus was befaamd om zijn wonderen, Barchoebebas ook, deze kon ook vuur spuwen.

“Zie, Ik heb het u voorzegd.” (Matt 24:25),

Christus had hun gewaarschuwd voor de komst van deze valse Christussen en profeten,

“Indien men dan tot u zegt: zie, hij is in de woestijn, gaat er niet heen; of zie, hij is in de binnenkamer, gelooft het niet.” (Matt 24:26)

Verscheidene valse Christussen en profeten leidden hun volgelingen naar de woestijn. Josephus noemt o.a. een bedrieger, die het volk redding beloofde en bevrijding van alle kwaad, als ze hem maar volgden in de woestijn; maar Festus zond zijn soldaten en bracht deze verleider met een groot deel van zijn volgelingen om het leven. Josephus noemt ook een profeet die tegen het volk zei, dat God hem gezegd had dat ze naar de tempel moesten gaan waar ze een teken van bevrijding zouden ontvangen. Een hele groep mensen, waaronder mannen, vrouwen en kinderen luisterden en gingen naar de tempel; maar in plaats van bevrijding, werd de plaats in brand gestoken door de Romeinen en zesduizend mensen verloren het leven. Het is overduidelijk dat in deze diepe ellende de mensen open stonden om anderen te volgen die vrijheid beloofden.

“Want gelijk de bliksem komt van het oosten en het licht tot het westen, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn.” (Matt 24:27)

Zijn komst zal niet in een of andere plaats zijn, maar als een bliksem, het zal plotseling zijn en universeel. De verschijning van de ware Christus zal duidelijk te onderscheiden zijn van de valse Christus. Wat het vers ons hier wil zeggen is, dat de komst van Jezus op één of andere manier wordt voorgesteld als bliksem, het wordt er mee vergeleken. Het woord “komst” hier is het Griekse woord “parousia”. Dit woord wordt vier keer in Mattheüs 24 gebruikt en is hetzelfde woord dat de discipelen ook gebruikten in hun vragen aan Jezus. Ze vroegen, “wat zal het teken zijn van Uw komst?” Herinner je de eerdere studie over vers 3, waar we naar aanleiding van die vragen van de discipelen alle drie evangeliën met elkaar vergeleken. We zagen dat de discipelen “Zijn komst” en de “voleinding der eeuwen” als gebeurtenissen beschouwden die samenvielen met de verwoesting van Jeruzalem. Voor de discipelen betekende de “parousia” een glorieuze verschijning in volle autoriteit en in kracht. Dus we kunnen de tekst ook als volgt lezen,

“Want zo als de bliksem komt van het oosten, en licht tot het westen, zo zal ook de glorieuze verschijning in autoriteit en kracht zijn van de Zoon des mensen.”

Veel futuristen interpreteren de bliksem als iets dat zichtbaar zal zijn voor heel de wereld. Maar kan bliksem gezien worden over heel de wereld? Nee, maar wel door een hele stad. Ik denk dat we, door schrift met schrift te vergelijken, kunnen zien dat bliksem refereert aan Gods oordeel, niet een groot licht dat iedereen zal zien. In diverse passages in het oude testament zien we dat plaatselijke oordelen van God worden uitgebeeld door bliksem,

“De Here deed de donder uit de hemel weerklinken, de Allerhoogste verhief zijn stem. Hij schoot pijlen en verstrooide hen, bliksemen en bracht hen in verschrikking.” (2 Sam 22:14-15);

“Hij verschoot zijn pijlen en verstrooide hen, Hij slingerde bliksemen en bracht hen in verwarring.” (Psalm 18:15); “Dan zal de Here hun verschijnen, en zijn pijl zal als bliksem uitschieten, en de Here HERE zal de bazuin blazen en optrekken in zuiderstormen.” (Zach 9:14);

“De zon, de maan treden terug in haar woning, wegens het licht van uw voortsnellende pijlen, wegens de glans uwer bliksemende speer. In gramschap doorschrijdt gij e aarde, in toorn dorst gij de volken” (Habakuk 3:11,12)

Habakuk symboliseert hier in een profetie de militaire invasie van Juda door de Chaldeeën.

“En Hij zei tot hen, Ik zag satan als een bliksem vallen uit de hemel.” (Lucas 10:18)

Hier wordt gesproken van een oordeel over satan.

“En er kwamen bliksemstralen en stemmen en donderslagen, en er geschiedde een grote aardbeving, zo groot als er geen geweest is, sedert een mens op de aarde was: zo hevig was deze aardbeving, zo groot. En de grote stad viel in drie stukken uiteen en de steden der volken stortten in. En het grote Babylon werd voor God in gedachtenis gebracht, om daaraan de beker met de wijn van gramschap zijns toorns te geven.” (Openb 16:18-19)

Het lijkt mij, dat wanneer Jezus zijn komst vergelijkt met bliksem, dat Hij zegt dat Zijn komst gezien moet worden als “komende in oordeel”. Ik denk dat de titel “Zoon des Mensen” hier veelbetekenend is. Zoon des mensen is in het nieuwe testament een titel voor Jezus als God, vleesgeworden mens en gevolmachtigd om Goddelijk oordeel dat ze over zichzelf uitriepen aan te kondigen. Ik denk dat dit vers ons duidelijk vertellen wil, dat de “parousia” (glorieuze verschijning in autoriteit en kracht) van Christus gezien werd tijdens de verwoesting van Jeruzalem.

“Waar het aas (dode lichaam – SV) is, daar zullen de arenden zich verzamelen.” (Matt 24:28)

Het “wapen” van de Romeinen was een arend, en deze beeltenis was te zien op de schilden, helmen en in de vaandels. De Joodse natie was het aas (dode lichaam), die moreel en juridisch gezien dood was – de Romeinen verslonden als het ware. Dit is dezelfde taal die gebezigd wordt in het oude testament wanneer er sprake is van een oordeel,

“Want zie, Ik verwek de Chaldeeën , dat grimmige en onstuimige volk, dat de breedten der aarde doortrekt om woonsteden in bezit te nemen, die de zijne niet zijn. Schrikkelijk en vreselijk is het, zijn recht en zijn hoogheid gaat van hemzelf uit. Zijn paarden zijn vlugger dan panters, en sneller dan de avondwolven; zijn rossen en zijn ruiters komen aan in galop, zij komen van verre aangevlogen als een arend, die toeschiet om te verslinden.” (Habakuk 1:6-8); “Ik die van de beginne de afloop verkondig, en van ouds wat nog niet geschied is; die zeg: Mijn raadsbesluit zal volbracht worden en Ik zal mijn welbehagen doen; die uit het oosten een roofvogel (Cyrus, de koning van Perzië) roep, uit een ver land de man van mijn raadsbesluit; Ik heb gesproken, Ik doe het ook komen; Ik heb het ontworpen, Ik breng het ook tot uitvoering.” (Jes 46:10-11); “Ja de lijken van dit volk zullen het gevogelte des hemels en het gedierte der aarde tot voedsel strekken, zonder dat iemand ze verjaagt. En ik zal in de steden van Juda en op de straten van Jeruzalem doen verstommen de stem der vreugde en de stem der vrolijkheid, de stem van de bruidegom en de stem der bruid, want het land zal een verwoesting zijn.” (Jer 7:33,34); “De bazuin aan uw mond! Als een arend komt het tegen het huis des Heren! Omdat zij mijn verbond hebben overtreden en tegen mijn wet gerebelleerd.” (Hosea 8:1)

De overwinningen van de Romeinen bleven niet beperkt tot de stad Jeruzalem, maar stroomde als een vloed over heel het land Israël. Overal waar de Joden waren, daar kwam het oordeel van Christus over hen, uitgevoerd door de Romeinen. Josephus zei, “er was geen deel van Judea waar de Joden niet werden achtervolgd. In Antiochië werden Joden vals beschuldigd van brandstichting, velen van hen werden verbrand in een theater en anderen gewoon omgebracht. In de bossen van Jardes werden Joden omsingeld en afgeslacht, niemand ontkwam. En toen het Romeinse leger op het punt stond de vesting Massada in te nemen, vermoordden de Joden eerst hun eigen vrouwen en kinderen en sloegen even later de hand aan zichzelf. In Egypte werden veel Joden omgebracht.” etc., etc. (uit: “De Joodse Oorlog” van Josephus).

“Terstond na de verdrukking dier dagen zal de zon verduisterd worden en de maan zal haar glans niet geven en de sterren zullen van de hemel vallen en de machten der hemelen zullen wankelen.” (Matt 24:29)

Veel mensen geloven dat hier het einde van de wereld mee bedoeld wordt; maar de woorden “Terstond na de verdrukking dier dagen”, spreken niet van een gebeurtenis in de verre toekomst. Het is iets dat onmiddellijk volgt na de grote verdrukking, dus na de verwoesting van Jeruzalem. Het woord “terstond”, is het Griekse woord “eutheos”, en betekend, direct daarna, onmiddellijk, gelijk daarna, etc. Dus onmiddellijk na de verdrukking dier dagen. We hebben gezien dat de verdrukking plaats vond tussen het jaar 67 en 70 na Christus met de verwoesting van Jeruzalem, dus waar dit vers ook betrekking op heeft, het gebeurde onmiddellijk daarna. Als je niet bekend bent met de apocalyptische taal van het oude testament, zul je niet begrijpen wat Jezus hier eigenlijk wil zeggen. Deze taal was gebruikelijk onder de profeten van het oude testament. Dit zien we duidelijk als we kijken naar een paar Schriftgedeeltes waar sprake is van verwoesting van een staat of regering en waar het lijkt alsof het om het einde van de wereld gaat,

“De Godspraak over Babel, die Jesaja, de zoon van Amoz, aanschouwd heeft.” (Jes 13:1)

In dit hoofdstuk spreekt God over een oordeel dat komen gaat over Babel. Het woord “Godspraak” is het Hebreeuwse woord voor “massa”, wat veroordeling betekend. Let op, dit is geen Godspraak over het hele universum, maar over Babel.

“Jammert, want de dag des Heren is nabij; hij komt als een verwoesting van de almachtige.” (Jes 13:6) “Zie, de dag des Heren komt, meedogenloos, met verbolgenheid en brandende toorn, om de aarde tot woestenij te maken en haar zondaars van haar te verdelgen. Want de sterren en de sterrenbeelden des hemels doen hun licht niet stralen, de zon is bij haar opgang verduisterd en de maan laat haar licht niet schijnen. Dan zal Ik aan de wereld het kwaad bezoeken en aan de goddelozen hun ongerechtigheid, en Ik zal de trots der overmoedigen doen ophouden en de hoogmoed der geweldenaars vernederen. Ik zal de stervelingen zeldzamer maken dan gelouterd goud en de mensen dan fijn goud van Ofir. Daarom zal Ik de hemel doen wankelen en de aarde zal bevend van haar plaats wijken door de verbolgenheid van de Here der Heerscharen, ten dage van zijn brandende toorn.” (Jes 13:9-13)

Let op dat hij spreekt van de verwoesting van Babel, maar het klinkt net als een wereldwijde verwoesting. Als jij een Babyloniër was en Babylon was verwoest, zou het dan net lijken of de wereld was verwoest? Ja, het zou lijken of jouw wereld verwoest zou zijn.

“Zie, ik wek tegen hen de Meden op, die zilver niet achten, noch in goud behagen hebben; hun bogen vellen knapen: zij kennen geen erbarming met de vrucht van de schoot en zelfs kinderen ontzien zij niet.” (Jes 13:17)

Deze historische gebeurtenis vond plaats in 539 voor Christus. Toen de Meden Babylon vernietigden kwam de Babylonische ‘wereld’ tot een eind. Deze vernietiging voorzegt in vers 6, komt van God de Almachtige, en de Meden worden gebruikt om deze taak uit te voeren. Dit noemen we apocalyptische taal. Op deze manier laat de Bijbel zien hoe een natie tot val wordt gebracht. Dit is symbolische taal. God heeft niet bedoeld dat we dit letterlijk moeten nemen. Als we dit letterlijk nemen, zou de aarde in 539 voor Christus al zijn verwoest. In Jesaja 34, vinden we een omschrijving over de val van Edom, let op de taal die hier gebruikt wordt,

“Hun verslagenen liggen neergeworpen en de stank van hun lijken stijgt op, ja de bergen versmelten van hun bloed. Al het Heer des hemels vergaat en als een boekrol worden de hemelen samengerold; al hun heer valt af, zoals de loof van de wijnstok en zoals het blad van de vijgeboom afvalt. Want mijn zwaard is in de hemel dronken geworden; zie, het daalt neer op Edom en ten gerichte op het volk dat door mijn banvloek werd getroffen.” (Jes 34:3-5)

Dit is Bijbelse taal die de val van een natie beschrijft. Het is duidelijk dat we dit niet letterlijk moeten nemen. Laten we nog eens naar een ander voorbeeld kijken van een oudtestamentisch taalgebruik,

“Godspraak over Nineve. Boek van het gezicht van Nahum, de Elkosiet. Een naijverig God en  een wreker is de Here, een wreker is de Here en vol van grimmigheid; een wreker is de Here voor zijn tegenstanders, en toornen blijft Hij voor zijn vijanden. De Here is lankmoedig, doch groot van kracht, en de Here laat geenszins ongestraft. In wervelwind en storm is zijn weg, wolken zijn het stof zijner voeten. Hij dreigt de zee en doet haar opdrogen, alle rivieren legt Hij droog. Basan en Karmel verkwijnen, het groen van Libanon verwelkt. De bergen beven voor Hem en de heuvelen versmelten; de aarde rijst voor Hem op, ja, de wereld en al haar bewoners.” (Nahum 1:1-5)

Het onderwerp van dit oordeel is Nineve, niet de fysieke wereld. Op deze manier laat God zien hoe een natie tot val wordt gebracht. Als deze taal het oordeel over naties beschrijft, waarom zeggen we dan in het nieuwe testament, dat de wereld verwoest wordt? Ik denk dat dit komt omdat we niet de begrijpen hoe in de Bijbel de apocalyptische taal wordt gebruikt. Ezechiël spreekt op dezelfde manier over Egypte,

“Wanneer Ik u uitblus, bedek ik de Hemel en verduister Ik de sterren, de zon overdek Ik met wolken, en de maan doet haar licht niet schijnen. Al de stralende lichten aan de hemel verduister Ik om uwent wil: duisternis breng Ik over Uw land, luidt het woord des Heren.” (Ezechiël 32:7-8)

De profeet Daniël spreekt op dezelfde manier over de slachting van de Joden door de kleine hoorn, de kracht van de Romeinen,

“ja, zijn grootheid reikte tot aan de heer des hemels, en hij deed er van het heer, namelijk van de sterren, ter aarde vallen, en vertrapte ze.” (Dan 8:10)

Grote bewegingen en revoluties worden in de profetische taal vaak voorgesteld door bewegingen en veranderingen in de hemelsferen. Fysiek veranderde niets, alles bleef hetzelfde.

We zien dat deze apocalyptische taal ook gebezigd wordt door heel het boek openbaring. Het boek Openbaring een uitgebreide versie van Mattheüs 24. Let op hoe Johannes deze apocalyptische taal gebruikt,

“En de sterren des hemels vielen op de aarde, gelijk een vijgeboom zijn wintervijgen laat vallen, wanneer hij door de harde wind geschud wordt. En de hemel week terug als een boekrol, die wordt opgerold, en alle berg en eiland werd van zijn plaats gerukt. En de koningen der aarde en de groten en de oversten over duizend en de rijken en de machtigen en iedere slaaf en vrije verborgen zich in de holen en de rotsen der bergen; en zij zeiden tot de bergen en tot de rotsen: valt op ons en verbergt ons voor het aangezicht van Hem, die gezeten is op de troon, en voor de toorn van het Lam; want de grote dag van hun toorn is gekomen en wie kan dan bestaan?” (Openb 6:13-17)

Wordt hier gesproken over het einde van de wereld ergens in de toekomst? Nee! Johannes heeft het hier over de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70 na Christus. Kijk maar eens wat Jezus zei toe Hij op weg was om gekruisigd te worden,

“En Jezus wendde zich tot haar en zeide: dochters van Jeruzalem, weent niet over Mij, maar weent over uzelf en uw kinderen, want zie, er komen dagen, waarop men zeggen zal: zalig de onvruchtbaren, en de schoot, die niet heeft gebaard, en de borsten die niet hebben gezoogd. Dan zal men beginnen te zeggen tot de bergen: valt op ons, en tot de heuvelen: bedekt ons.” (Lucas 23:28-30)

Jezus vertelde de vrouwen dat ze op Zijn dag zullen huilen om henzelf omdat het oordeel over hun zou komen. In Openbaring 6, gedurende de grote verdrukking van 67 tot 70 na Christus, zien we ze uitroepen dat de bergen op hen zouden vallen, precies zoals Jezus gesproken had. Deze taal geeft een voorstelling weer van het verschrikkelijke oordeel dat ze over zichzelf uitriepen.

Het Bijbelse bewijsmateriaal is overweldigend, heel Mattheüs 24 spreekt over de verwoesting van Jeruzalem. Onze eigen vooringenomen standpunten zorgen ervoor dat we deze dingen in de toekomst plaatsen. In deze levendige profetische taal beschrijft Jezus de verwoesting van Jeruzalem. In het jaar 70 na Christus gingen in Israël voor goed de lichten uit. Toen de verdrukking voorbij was, hield het fysieke Israël op te bestaan. Gods volk onderscheidde zich niet langer door fysieke geboorte, maar alleen door geestelijk geboorte. Het oude verbond was over en uit, het nieuwe verbond volledig in werking gesteld.