Mattheüs 24:36-42
We bestuderen Mattheüs 24. In feite is dit hoofdstuk het hart van de nieuwtestamentische profetie.
Onder degenen die het met mij eens zijn dat Mattheüs 24:1-35 op de verwoesting van Jeruzalem van toepassing is, rijst een vraag over vers 36, wat in hun ogen zou worden gezien als een tijdsovergang. De discussie is, of Christus hier twee tijdperken behandelt, “de verwoesting van Jeruzalem, de verzen 1-35 en het einde van de wereld, de verzen 36-51”, of één tijdperk, “de verwoesting van Jeruzalem samen met het einde van de Joodse eeuw.”
“Doch van die dag en van die ure weet niemand, ook de engelen der hemelen niet, maar de Vader alleen.” (Matt 24:36)
Spurgeon zei op zijn commentaar over vers 36: “er is hier een zichtbare verandering in de woorden van de Here, die duidelijk aangeven dat ze betrekking hebben op Zijn laatste komst in oordeel.”
Is het van groot belang om te weten of Mattheüs 24 verdeeld wordt of niet? Absoluut! Als dit hoofdstuk alleen een vervulling beoogt in de eerste eeuw, dan heeft de futurist geen tekst om daarmee een toekomstige terugkomst van Christus aan te geven. En dan moet hij toegeven dat de parousia van Christus een geestelijke gebeurtenis was in de eerste eeuw, en die dan ook alle belangrijke tijdsaannames met betrekking tot Zijn komst in stand houden. (bijv. Matt 16:27-28; Lucas 21:20-36; Joh 21:22-23; Rom 13:11-12; 1 Kor 1:4-8; Hebr 8:13; 10:25,37; Jac 5:7-9; 1 Petrus 4:5,7,17; 1 Joh 2:18; Judas 17:19; Openb 1:1-3,7; 22:6,7,10,20; om een paar te noemen)
De theorie “dat alle profetie is vervuld” is, betekent dat de tweede komst van Christus plaats vond in het jaar 70 na Christus en wat betrekking heeft op, een oordeel, de verwijdering van het oude verbondssysteem (oude hemel en aarde), en het volledig bekrachtigen van het Koninkrijk, het nieuwe verbond (nieuwe hemel en aarde). Jezus kwam in de eerste eeuw, precies zoals Hij dat ook zei, en er is in de heel Bijbel geen bewijsvoering te vinden voor een derde komst.
Laten we eens kijken naar verschillende argumenten die laten zien dat dit hoofdstuk niet verdeeld kan worden.
- 1. Deze dag en die dag.
Een van de sleutel argumenten bij hen die dit hoofdstuk verdelen is dat vier keer in drie verschillend verzen, Matt 24:19,22,29, Jezus refereert naar “die dagen”, terwijl vers 36 spreekt over “die dag”. Er zijn mensen die niet geloven dat “die dag” een verwijzing kan zijn naar de val van Jeruzalem. Zij beredeneren dat “die dag”, die in enkelvoud staat, alleen kan verwijzen naar een toekomstige terugkeer van Jezus. We kunnen makkelijk aan de hand van schrift met schrift vergelijking aantonen dat zij het verkeerd hebben.
“Wie op die dag op het dak zal zijn, terwijl zijn huisraad in zijn huis is, ga niet naar beneden om het op te halen, en wie in het veld is evenzo, hij kere niet terug.” (Lucas 17:31)
Jezus gebruikt hier dezelfde uitdrukking, “die dag”, die duidelijk betrekking heeft op dezelfde situatie als ook gesproken in Mattheüs 24:17, en die over de verwoesting van Jeruzalem spreekt.
“Wie op het dak is, ga niet naar beneden om zijn huisraad mee te nemen,” ( Matt 24:17)
Je kunt niet zeggen dat “die dag” van Lucas voor ons een gebeurtenis in het verleden is, en “die dag” van Mattheüs voor ons een toekomstige gebeurtenis. Ze spreken duidelijk van één en dezelfde gebeurtenis. Dus wanneer Jezus de uitdrukking “Doch van die dag” gebruikt in vers 36, spreekt Hij nog steeds over dezelfde gebeurtenis.
Eén van de redenen van het onderscheid tussen “die dagen” en “die dag” is dat men het idee heeft dat de discipelen vragen hadden gesteld over twee onderwerpen, de verwoesting van Jeruzalem en de einde van de tijden. Met deze vooronderstelling zien ze Jezus in vers 36 van onderwerp veranderen.
Maar waar is de contextuele bewijsvoering dat de discipelen een andere komst in gedachten hadden, dan de komst die Jezus noemde, zijn komst om Jeruzalem te verwoesten tijdens hun generatie? Die is niet te vinden in de Bijbel.
- 2. Overal een teken.
Een ander argument dat gebruikt wordt om het hoofdstuk te verdelen, is de afwezigheid van een teken in vers 36. Zij zeggen dat Jezus in het eerst gedeelte van dit hoofdstuk tekenen gaf, maar in vers 36 zegt Hij, “Doch van die dag en van die ure weet niemand.” Anderen zeggen, “één dag heeft tekenen, de andere heeft die niet, daarom kan het niet dezelfde dag zijn”. Iemand zei: “Jezus had zijn discipelen precies verteld wanneer de verwoesting van Jeruzalem zou plaatsvinden tijdens hun leven, en ze konden het teken van de naderende leger zo duidelijk zien dat ze op tijd konden vluchten. Maar van zijn komst, weet niemand wanneer het zal zijn, “noch de mens, zijn engelen, noch Jezus zelf.”
Als je deze beschouwing nauwkeurig bekijkt, dan zul je zien dat Jezus hen óók nooit heeft verteld dat zij “de dag” zouden weten van de verwoesting van Jeruzalem. Je zal het nergens vinden. De tekenen die Hij gaf, waren om hen te vertellen wanneer het “nabij” zou zijn, Hij vertelde ze nooit de dag of het uur.
“Doch van die dag en van die ure weet niemand, ook de engelen der hemelen niet, maar de Vader alleen.” (Matt 24:36)
Markus voegt daaraan toe, “ook de Zoon niet”. Jezus, als God de mens, legde zijn Goddelijke voorrechten af, één daarvan zijn alwetendheid,
“En Jezus nam toe in wijsheid en grootte en genade bij God en bij mensen.” (Lucas 2:52)
Als mens wist Jezus niet de dag noch het uur van de verwoesting van Jeruzalem.
Velen vandaag gebruiken vers 36 om te bewijzen dat we geen kennis hebben van de tweede komst van Christus. Maar zoals we al hebben gezien, “die dag” heeft betrekking op het voorbijgaan van de hemelen en aarde voorstellende de verwoesting van Jeruzalem en het oude verbond. Jezus had ze in vers 34 al verteld, dat het zou gebeuren tijdens hun generatie (van ongeveer 40 jaar). Maar ze wisten niet de “dag of het uur”dat het zou gebeuren.
Wanneer een vrouw zwanger wordt, dan weten we dat ze ongeveer veertig weken later een baby krijgt. We weten niet de dag of het uur, maar we kunnen wel weten dat het over ongeveer veertig weken zal plaatsvinden. En dat is precies wat Jezus hier zegt. Het is interessant te weten, dat de tijd voor de bekrachtiging en bevestiging van het Koninkrijk vaak vergeleken wordt met geboorteweeën.
“Doch dat alles is het begin der weeën.” (Matt 24:8)
Hetzelfde woord wordt gebruikt in 1 Thessalonicenzen 5:3, als pijn die je ondergaat:
“Maar over de tijden en gelegenheden, broeders, is het niet nodig dat u geschreven wordt: immers, gij weet zelf zeer goed, dat de dag des Heren zo komt, als een dief in de nacht. Terwijl zij zeggen: het is alles vrede en rust, overkomt hun, als de weeën een zwangere vrouw, plotseling verderf, en zij zullen geenszins ontkomen. Maar gij, broeders, zijt niet in de duisternis, zodat die dag u als een dief overvallen zou:” (1 Thess 5:1-4)
Dus de illustratie van een zwangerschap en de geboorte van een kind is een Bijbelse motivering. We weten wanneer de geboorte van een kind dichtbij is, maar we weten niet de dag of het uur.
- 3. Laat het woord “doch” een signaal zien?
Er wordt gezegd dat Jezus in vers 36 veranderde van onderwerp bij het woord “doch”. Het woord wordt hier niet gebruikt om een contrast aan te geven. Het woord “doch” verbind het voorgaande met wat verderop gezegd wordt.
- 4. Mattheüs woorden voor “komst”.
Ik denk dat we duidelijk kunnen bewijzen dat vers 36 geen vers is die een overgang aangeeft naar een ander onderwerp, door vast te stellen hoe Mattheüs het Griekse woord “komst” gebruikt. Het Griekse woord “parousia” wordt vier keer gebruikt in Mattheüs 24, twee keer voor vers 36 en twee keer erna.
“Toen Hij op de olijfberg gezeten was, kwamen zijn discipelen alleen tot Hem en zeiden: zeg ons wanneer zal dat geschieden, en wat is het teken van uw komst (parousia) en de voleinding van de wereld?” (Matt 24:3)
“Want gelijk de bliksem komst van het oosten en licht van het westen, zo zal de komst (parousia) van de Zoon des mensen zijn.” (Matt 24:27)
“Want zoals het was in de dagen van Noach, zo zal de komst (parousia) van de Zoon des mensen zijn.” (Matt 24:37)
“en zij niets bemerkten, eer de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo zal ook de komst (parousia) van de Zoon des mensen zijn.” (Matt 24:39)
Niet alleen wordt het woord “parousia” gebruikt voor en na vers 36, maar ook het Griekse woord “erchomai”, wat ook vertaald wordt als “komst”, wordt voor en na vers 36 gebruikt.
“En dan zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen in de hemel en dan zullen all stammen der aarde zich op de borst slaan en zij zullen de Zoon des mensen zien komen (erchomai), met grote macht en heerlijkheid.” (Matt 24:30)
“Waakt dan, want gij weet niet, op welke dag uw Here komt (erchomai).” (Matt 24:42)
“Erchomai” wordt ook gebruikt in de verzen 44, 46, 50. Sommigen bijbelkenners passen alle drie “komst” passages voor vers 36, voor de verwoesting van Jeruzalem in 70 na Christus, en zeggen dat dezelfde woorden die gebruikt worden na vers 36 betrekking hebben op een toekomstige terugkeer van Christus. Wordt hier gesproken over twee “komsten” van Christus in deze citaten? Gebruikt Jezus precies dezelfde woorden, om over twee totaal verschillende gebeurtenissen in hetzelfde tekstgedeelte te spreken? Ik denk van niet.
Jezus maakt nooit onderscheid tussen twee verschillende “komsten” (Grieks parousia) van “de Zoon des mensen, vergezeld door de engelen, in heerlijkheid, en op de wolken”. Daarvoor moeten we in het onderwijs van Jezus op een andere plaats gaan zoeken, omdat het niet gevonden kan worden in Mattheüs 24. En wat bijzonder is, het Griekse woord “parousia” wordt nergens anders in de vier evangeliën door Jezus gebruikt. Dus er is geen plaats in het onderwijs van Jezus waar Hij onderscheid maakt tussen twee verschillende “parousia’s” gescheiden door een paar duizend jaar.
Er zijn nu vier argumenten gegeven waarom dit hoofdstuk niet verdeeld kan worden; we keken naar de argumenten “die dagen en die dag”, de afwezigheid van een “teken”, het veranderen van onderwerp bij woord “doch”, en het Griekse woord gebruikt voor “komst.”
Het laatste argument, Lucas 17, laat zien dat verdere vragen over dit onderwerp overbodig zijn.
Je zult opmerken dat in het parallel verslag van Lucas dezelfde tekenen en symbolen toegepast worden op de vragen gesteld door de farizeeërs, aangaande “wanneer het koninkrijk komen zou”. Als Jezus die tekenen in het verhaal van Lucas gebruikt om de vraag te beantwoorden “wanneer het Koninkrijk komt”, en dezelfde tekenen in Mattheüs z’n verhaal toegepast wordt voor de verwoesting van Jeruzalem, dan is er niet veel voor nodig om uit te vinden dat elke poging om de het verhaal over “de komst van het Koninkrijk” van Lucas toe te passen op Pinksteren ongegrond is.
Degenen die Mattheüs 24 verdelen beweren dat het eerste deel, de verzen 1-35, alleen betrekking hebben op verwoesting van Jeruzalem in 70 na Christus, terwijl het tweede deel, de verzen 36-51, heel anders zijn en alleen toegepast kunnen worden op het einde van de wereld en de echte terugkomst van Jezus.
Maar als je Lucas 17 leest met de tekenen en symboliek, dan zul je zien dat Lucas begreep dat Christus zich op één gebeurtenis richtte, en zoals we al hebben gezegd, gaat het over de complete komst van het Koninkrijk in het jaar 70 na Christus. Lucas gebruikte de tekenen van het eerste deel en het tweede deel van Mattheüs 24 in een gemixte zetting. Kijk naar de volgende vergelijking:
Mattheüs 24 Eerste deel, de verzen 1-35 2. Mattheüs 24:26-27 3. Mattheüs 24:28 Tweede deel, de verzen 36-51 5. Mattheüs 24:40-41 |
Lucas 17 2.Lucas 17:23-24 4. Lucas 17:26-27 1. Lucas 17:31 5. Lucas 17:35-36 3. Lucas 17:37 |
Merk op dat Lucas van dezelfde gebeurtenissen verslag geeft als Mattheüs, maar in een andere volgorde. Mattheüs z’n volgorde is 1, 2, 3, 4, 5, maar de volgorde van Lucas is vermengd 2, 4, 1, 5, 3. Als Mattheüs 24 gaat over twee verschillende komsten, die een paar duizend jaar uit elkaar liggen, dan zou Lucas een fout gemaakt hebben. Hij mixt de gebeurtenissen van Mattheüs en zorgt ervoor dat ze allemaal op één tijdstip gebeuren. Zoals ik het zie heb je maar één keuze uit die twee, je kunt zeggen dat Lucas het verkeerd heeft, of je kunt vaststellen dat Mattheüs 24 in z’n geheel spreekt van één gebeurtenis. Welke kies je? Het simpele antwoord is dat Jezus terug kwam in de eerste eeuw, zoals Hij zelf ook zei, en nergens in de Bijbel wordt gesproken over een derde komst.
“Want zoals het was in de dagen van Noach, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn. Want zoals zij in die dagen voor de zondvloed waren, etende en drinkende, huwende en ten huwelijk gevende, tot op de dag, waarop Noach in de ark ging, en zij niets bemerkten, eer de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn.” (Matt 24:37-39)
Jezus haalt hier een bekende gebeurtenis uit het oude testament aan – de vloed. Jezus laat zien de komst van de vloed vergelijkbaar is met Zijn eigen komst. Het is duidelijk dat Jezus nog steeds spreekt over Zijn komst en de verwoesting van Jeruzalem, twee keer zegt Hij, “en zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn.”
Jezus maakt hier een vergelijking tussen Zijn komst en de vloed van Noach. Zoals de vloed kwam en hun allen weg nam, zo zou het oordeel over Israël hun allen wegnemen. De goddelozen Israëlieten zouden net zoals de ongelovigen in de dagen van Noach worden weggenomen in oordeel. Herinner je waar Hij zojuist nog over gesproken had: “niemand weet de dag of het uur.” Het punt dat Jezus wil maken is, dat net zoals in de dagen van Noach de goddeloze mensen niet wisten dat de vloed kwam en hen wegnam, zo zal het ook bij Zijn komst gaan.
In de dagen van Noach aten en dronken ze, huwden en gaven ten huwelijk, geen benul van de komende vloed, zo zou het ook gaan in de dagen van de verwoesting van Jeruzalem.
In antwoord op de vragen van de Korinthiërs herinnert Paulus ze aan het komende oordeel,
“Voor de jonge dochters heb ik geen bevel van de Here. Maar ik geef mijn mening, als iemand, die door de ontferming des Heren trouw is. Ik acht dus om de bestaande nood dit goed, dat het voor de mens goed is, om zo te zijn. Zijt gij aan een vrouw verbonden? Zoek geen scheiding. Hebt gij geen vrouw meer? Zoek er geen. Maar ook wanneer gij trouwt, dan doet gij daarmee geen kwaad, en wanneer een jonge dochter trouwt, dan doet ook zij daarmede geen kwaad. Maar wel staat zulke mensen verdrukking te wachten, die ik u gaarne besparen zou. Dit bedoel ik, broeders, de tijd is kort. Tenslotte, laten zij die een vrouw hebben, zijn als zonder vrouw;” (1 Kor 7:25-29)
In het licht van het komende oordeel waarschuwt Paulus zijn lezers voor het aangaan van een huwelijk. Te gaan trouwen tijdens de Joodse oorlog zou het leven zeer zwaar maken. Maar de ongelovige zou rustig door gaan met leven, net zo als in de dagen van Noach,
“Op dezelfde wijze als het geschiedde in de dagen van Lot: zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden. Maar op de dag, waarop Lot uit Sodom ging, regende vuur en zwavel van de hemel en verdelgde allen. Op dezelfde wijze zal het gaan op de dag, waarop de Zoon des mensen geopenbaard wordt.” (Lucas 17:28-30)
In beide gevallen van Noach en Lot, kwam het oordeel snel en in z’n geheel over de ongelovigen terwijl de gelovigen ontsnapten. Net zoals Lot het vuur van het oordeel over Sodom en Gomarra ontvluchtte door de stad te verlaten, zo ontsnapten de eerste christenen aan het oordeel dat viel op Jeruzalem door naar Pella te vluchten.
In vers 30 zegt Jezus in Lucas 17 dat de “Zoon des mensen geopenbaard” zou worden. Mattheüs 24 noemt dat “de komst van de Zoon des mensen”. Beide uitdrukkingen hebben betrekking op hetzelfde onderwerp. Zijn parousia, Zijn komst was Zijn openbaring (apokalupto). Tijdens de verwoesting van Jeruzalem werd aan iedereen geopenbaard dat Jezus waarlijk de Messias van Israël was. De verwoesting van Jeruzalem was het teken dat de Zoon des mensen, Jezus, in de hemel was.
“Wie op die dag op het dak zal zijn, terwijl zijn huisraad in huis is, ga niet naar beneden om het te halen, en wie in het veld is evenzo, hij kere niet terug. Denk aan de vrouw van Lot.” (Lucas 17:31,32)
Jezus waarschuwde zijn discipelen dat het met hun net zo kon gaan als met de vrouw van Lot, indien zij Jeruzalem niet vlug genoeg zouden verlaten bij het zien van de gruwel der verwoesting. Hij vertelde ze ook dat ze in staat zouden zijn te vluchten, als ze maar niet omkeken net zoals de vrouw van Lot.
Het is duidelijk dat dit geen betrekking heeft op een toekomstige tweede terugkeer, waar de aarde wordt verwoest en de planeet aarde eindigt te bestaan, want hoe zouden ze dat kunnen ontvluchten? Dat konden ze niet. Deze referentie naar Noach en Sodom maakt duidelijk dat dit niet ging over de vernietiging van het universum. Het menselijk leven op de planeet aarde zou niet eindigden. De goddelozen zouden worden geoordeeld en de rechtvaardigen gered.
“Dan zullen er twee in het veld zijn, één zal worden aangenomen en één achtergelaten worden. Twee vrouwen zullen aan het malen zijn met de molen, één zal aangenomen worden, en één achtergelaten worden. Waakt dan, want gij weet niet, op welke dag uw Here komt.” (Matt 24:41-42)
Deze verzen hebben niets van doen met de opname. “Aangenomen” heeft geen betrekking op ‘wegnemen of weghalen”, maar betreft een “wegvoeren” als onderdeel van het oordeel dat ze zouden ondergaan. We kijken naar wat Lucas er over zegt,
“Twee vrouwen zullen samen bezig zijn met malen, de ene zal worden aangenomen, de andere achtergelaten worden. Twee zullen op het land zijn, de een zal aangenomen, de ander achtergelaten worden. En zij antwoordden Hem en zeiden tot Hem: waar, Here? En Hij zeide tot hen: waar het lichaam is, daar zullen ook de arenden zich verzamelen.” (Lucas 17:34-37)
Als jij je de studie van Mattheüs 24:28 herinnert, dan weet je dat dit een beeld van het oordeel. Zij zouden worden meegenomen door de Romeinen (de arenden) om dienst te doen als slaven – het betreft hier niet een naar de hemel gaan en heeft dus niets te maken met de opname.
In het licht van Zijn komst in oordeel over Jeruzalem, waarschuwt Jezus ze om te waken,
“Waakt dan, want gij weet niet, op welke dag uw Here komt.” (Matt 24:42)
Zou het voor Jezus iets uitmaken zijn discipelen aan te sporen om te waken, voor iets dat mogelijk 2000 jaar later plaats vind?
Je kunt Mattheüs niet in tweeën splitsen. Er is geen indicatie dat Jezus twee komsten beschrijft gescheiden door een onbepaalde tijd. Jezus sprak maar van één komst en die vond plaats in het jaar 70 na Christus. Met betrekking tot het oordeel dat over Jeruzalem kwam, kijk naar wat Jezus zei,
“Zodra gij nu Jeruzalem door legerkampen omsingelt ziet, weet dan, dat zijn verwoesting nabij is. Laten dan die in Judea zijn, vluchten naar de bergen, en die binnen de stad zijn, de wijk nemen, en die op het land zijn, er niet binnengaan, want dit zijn de dagen van vergelding, waarin alles wat geschreven is, in vervulling gaat.” (Lucas 21:22-22)
Jezus zei dat met de verwoesting van Jeruzalem, “alles wat geschreven is, in vervulling gaat”. Alle profetieën waren in het jaar 70 NC vervuld. Er is geen toekomstige terugkeer te verwachten en er is geen enkele profetie die nog vervuld moet worden.
Er zijn mensen die geloven dat Mattheüs 24 en 25 vervuld zijn, maar tegelijk geloven ze nog in een (derde) terugkeer van Jezus, alhoewel ze toegeven dat er geen Bijbelse grond voor is. Ze beweren dat alle mensen zullen opstaan (Joh 5:28-29), allen geoordeeld zullen worden (Openb 20:13) en Jezus de rechter is (Joh 5:22).
Het tekstgedeelte uit Johannes 5 is een citaat uit Daniël 12,
“Verwondert u hier over niet, want de ure komt, dat allen, die in de graven zijn, naar zijn stem zullen horen, en zij zullen uitgaan, wie het goede gedaan heeft, tot de opstanding ten leven, wie het kwade bedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel.” (Joh 5:28-29)
“Ten dien dage zal Michaël opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat; en er zal een tijd van grote benauwdheid zijn, zoals niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe. Maar in die tijd zal uw volk ontkomen: al wie in het boek geschreven wordt bevonden. Velen van hen die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken, dezen tot eeuwig leven en genen tot versmading, tot eeuwig afgrijzen.” (Dan 12:1-2)
Daniël zegt dat deze opstanding zal komen na een tijd van grote verdrukking voor de Joodse natie. Dat klinkt net als Mattheüs 24:21. Maar kijk ook even naar vers 3,
“En de verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel, en die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en altoos.” (Dan 12:3)
Vergelijk dat nu met,
“Zoals nu het onkruid verzamelt wordt en met vuur verbrand, zo zal het ook gaan met de voleinding van de wereld. De Zoon des mensen zal zijn engelen uitzenden en zij zullen uit zijn Koninkrijk verzamelen al wat tot zonde verleidt en hen, die de ongerechtigheid bedrijven, en zij zullen hen in de vurige oven werpen; daar zal het geween zijn en het tandengeknars. Dan zullen de rechtvaardigen stralen als de zon in het Koninkrijk huns Vaders. Wie oren heeft die hore!” (Matt 13:40-43)
Beide, Daniël 12 en Mattheüs 13 spreken over de verwoesting van Jeruzalem 70 na Christus. De opstanding is een gebeurtenis die plaats vond in het jaar 70 na Christus. Gelovigen vandaag hoeven niet meer op te staan, want Jezus zei,
“Ik ben de opstanding en het leven; wie in mij gelooft zal leven, ook al is Hij gestorven, en een ieder, die leeft en in mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven;” (Joh 11:25-26)
Allen zullen worden geoordeeld (Openb 20:13) en Jezus is de rechter (Joh 5:22). Wat staat er in Openbaring 20,
“En ik zag een grote witte troon en Hem, die daar op gezeten was, voor wiens aangezicht de aarde en de hemel vluchtten, en geen plaats werd voor hen gevonden. En is zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon, en er werden boeken geopend. En nog een ander boek werd geopend, het boek des levens; en de doden werden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven stond, naar hun werken. En de zee gaf de doden, die in haar waren, en de dood en het dodenrijk gaven de doden, die in hen waren, en zij werden geoordeeld, ieder naar zijn werken.” (Openb 20:11-13)
Dit tekstgedeelte leert ons dat mensen werden geoordeeld op het moment dat de hemel en aarde wegvluchtten. Wij leven nu in de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, in het nieuwe Jeruzalem.
“En ik betuig u nadrukkelijk voor God en Christus Jezus, die de levenden en de doden zal oordelen, in zijn verschijning in zijn Koningschap.” (2 Tim 4:1)
Hier vertelt Paulus aan Timotheüs dat Jezus Christus bij Zijn verschijning alle mensen zal oordelen.
Alle profetie is vervuld in het jaar 70 na Christus, in de dagen van vergelding, de verwoesting van Jeruzalem en de tempel, precies zoals Jezus had gezegd. Elk idee over een derde komst is speculatie en heeft geen Bijbelse grond. Er wordt maar over één parousia gesproken in het nieuwe testament. En dat is de parousia die plaats vond met de val van Jeruzalem. De parousia, die ervoor zorgde dat alle beloften die God aan de vaderen van Israël gegeven had, werden vervuld.
Waar staat in het nieuwe testament dat er twee komsten zijn? Waar is het tekstgedeelte dat verklaart dat de gebeurtenissen van 70 na Christus een afschaduw is van dingen die nog moeten komen? Waarom is er nog een komst nodig die alles moet verwoesten wat God voor de eeuwigheid gemaakt had?
“De God nu des vredes, die onze Here Jezus, de grote herder de schapen door het bloed van een eeuwig verbond heeft teruggebracht uit de doden, bevestige u in alle goed, om zijn wil te toen, terwijl Hij aan ons doe, wat in zijn ogen welbehagelijk is door Jezus Christus, Hem zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid Amen.” (Hebr 13:20-21)