Mattheüs 24:4-14
Met de vragen van de discipelen in gedachten gaan we nu kijken naar het antwoord van Jezus:
“En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Ziet toe, dat niemand u verleide. Want velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben de Christus, en zij zullen velen verleiden.” (Matt 24:4-5)
Wie zijn die “hen” in vers 4? Het zijn de discipelen. Jezus spreekt tot zijn discipelen. Wat Jezus ook bedoelde, het moest van betekenis zijn voor hen. Elke toepassing die we uit de Bijbel voor ons zelf maken, kunnen we alleen maken als we begrijpen wat het voor betekenis heeft voor het oorspronkelijke publiek. Waarom benadrukken we dit? Omdat veel mensen dit niet zien. Ze zien Mattheüs 24:4-14 als toekomstige gebeurtenissen die de gemeente te verduren krijgt voor de “grote verdrukking”. Ze zeggen dat deze tekenen erop wijzen dat de eindtijd dichtbij (in onze tijd). Maar nogmaals, elk woord dat gesproken is tegen de discipelen, is tegen hen alleen.
De Here begint met een waarschuwing tegen de verwachting van Zijn onmiddellijke terugkeer. Hij wilde niet dat ze verleidt werden door valse Messiassen die spoedig zouden verschijnen. Hij wilde dat ze begrepen dat Hij wegbleef voor een periode, waarvan zij dachten dat het een lange tijd zou zijn (feitelijk 40 jaar).
“Hij zeide dan: een man van hoge geboorte trok naar een ver land om voor zich de Koninklijke waardigheid in ontvangst te nemen en daarna terug te keren. En hij riep tien van zijn slaven en gaf hun tien ponden en zeide tot hen: drijf handel, tot ik terugkom.” (Lucas 19:12-13)
Jezus ging hun verlaten om het koninkrijk te ontvangen, en tussen zijn vertrek bij de hemelvaart en Zijn tweede komst, staan de volgende dingen te gebeuren.
Valse Messiassen
“En hij zeide: ziet toe, dat gij u niet laat verleiden. Want velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: ik ben het, en: de tijd is nabij. Gaat hen niet achterna.” (Lucas 21:8)
Lucas voegt de zinsnede “de tijd is nabij” toe. Jezus sprak niet over dingen die een paar duizend jaar later zouden plaats vinden! Jezus waarschuwde z’n discipelen voor iets dat spoedig zou gebeuren, nog tijdens hun leven. Maar Hij waarschuwde hen ook voor mensen die vroegtijdig zouden gaan schreeuwen dat het tijd was; daarom gaf Jezus tijdsindicaties, zodat de leerlingen konden bepalen wanneer die tijd dan wel aangebroken was. Waren er zulke valse Messiassen in die tijd voor de verwoesting van Jeruzalem?
“Want voor deze dagen stond Teudas op, die beweerde, dat hij iets was, en een aantal van ongeveer vierhonderd man sloot zich bij hem aan. Maar hij werd gedood en zijn hele aanhang viel uiteen en verliep.” (Hand 5:36)
Volgens Josephus, een Joodse geschiedschrijver in dienst van de Romeinen, haalde hij een grote menigte over om hem te volgen naar de rivier de Jordaan waarvan hij zei dat die droog zou vallen als zij er doorheen gingen. Volgens diezelfde Josephus was het land vol van goochelaars en bedriegers die mensen achter zich aankregen en met hun meegingen in de woestijn om tekenen en wonderen die ze beloofden te laten zien, door de kracht van God. Een Egyptenaar, die zei dat hij een profeet was kreeg 30.000 volgelingen, en hij beweerde dat door zijn bevel de muren van Jeruzalem zouden omvallen. We zien een andere valse christus in Handelingen:
“En een man, met name Simon, was reeds voor deze tijd in de stad bezig met toverij, waardoor hij het volk van Samaria verbijsterde, en hij beweerde van zichzelf, dat hij iets groots was; en allen, van klein tot groot, hielden van hem en zeiden: deze is wat genoemd wordt de grote kracht Gods.” (Hand 8:9-10)
Volgens Irenaeus (de eerste kerkvader van het christendom) beweerde Simon de Zoon van God te zijn en de schepper van engelen. Jerome zei dat hij het woord van God, de Almachtige was. Justinus verhaalde dat hij naar Rome ging en werd uitgeroepen tot een God van magische krachten.
“Kinderen, het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt, dat de antichrist komt, zijn er nu ook vele antichristen opgestaan, en daaraan onderkennen wij, dat het de laatste ure is.” (1 Joh 2:18)
Let op hoe Johannes, geschreven rond 65 na Christus, niet zegt dat het de laatste dagen zijn, maar de laatste ure, omdat ze van de Here hebben gehoord dat er vele antichristen zouden komen. Dit zijn voorbeelden van valse Messiassen, waarvan de historie meldt dat het een groot aantal waren, en waarvan Jezus had geprofeteerd dat er vele zouden zijn.
Oorlogen en geruchten van oorlogen
“Ook zult gij horen van oorlogen en van geruchten van oorlogen. Ziet toe, weest niet verontrust; want al die dingen moeten geschieden, maar het einde is er nog niet.” (Matt 24:6)
Oorlogen zijn niet een teken van het einde, zoals het laatste deel van vers 6 zegt. Hoorden de discipelen ook van oorlogen en geruchten van oorlogen? Jazeker, er waren oorlogen in de omgeving van Rome, en in heel Palestina, Galilea en Samaria in het jaar 66 na Christus, voorafgaand aan de verwoesting van Jeruzalem. In de analen van Tacitus, een Romeinse geschiedschrijver die schreef over de periode tot aan 70 na Christus, vinden we uitdrukkingen zoals commoties in Afrika, commoties in Thrace, opstanden in Gual, intriges onder de Parthinans, en de oorlog in Armenië.
Ook de Joden gingen een turbulente tijd tegemoet. In Seluecia werden 50.000 Joden vermoord. Er kwam een opstand tegen de Joden in Alexandria. In een strijd tussen de Joden en de Syriërs in Caesarea kwamen 20.000 Joden om. In dezelfde tijd vervaardigde de keizer Caligua een bevel uit dat in de tempel van Jeruzalem een standbeeld van hem geplaatst moest worden. De Joden weigerden dat te doen en leefde in constante angst dat de Romeinse legers zouden komen. De angst was zo groot dat velen hun akkers niet meer bebouwden. Maar ofschoon er oorlogen waren en geruchten van oorlogen, Jezus had zijn discipelen verteld, “ziet toe, weest niet verontrust; want al die dingen moeten geschieden, maar het einde is er nog niet.” Over welk einde spreekt Hij dan? Laten we terug gaan naar hun vragen. Zij wilden weten wanneer het einde van de Joodse eeuw zou komen, het eind van de Joodse economie, de verwoesting van Jeruzalem. Oorlogen en geruchten van oorlogen waren geen tekenen van dat einde. En de Here wilde, dat ze dit zouden weten. Geen van die dingen zou het teken voor hun moeten zijn om naar de bergen te vluchten.
Volk zal opstaan tegen volk
“want volk zal opstaan tegen volk, en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen nu hier, dan daar, hongersnoden en aardbevingen zijn.” (Matt 24:7)
Velen denken dat dit voor onze tijd geldt. Maar al deze dingen zijn niet de tekenen van het naderende einde. Verder sprak Jezus tegen de discipelen, het had betrekking op hen. Zagen zij volk tegen volk opstaan? Zeer zeker. Josephus zei,
“59 na Christus streden de Joden en de Syriërs in over een gedeelte van de stad Caesarea en daarbij verloren 20.000 Joden het leven. In de stad Scythopolis werden 13.000 Joden vermoord. Duizenden werden vermoord in andere plaatsen, en in Alexandrië verloren 50.000 mensen het leven. In Damascus werden in een uur tijd 10.000 mensen vermoord.”
Jezus sprak over conflicten tussen de heidenen en de Joden, die begonnen na deze tijd en die duurden voort tot aan de grote Joodse oorlog. Voor die tijd leefden de Joden en heidenen in vrede bij elkaar, maar deze periode kenmerkte zich door oorlogen.
Hongersnoden
“en één uit hen, genaamd Agabus, stond op en gaf door de Geest te kennen, dat een grote hongersnood zou komen over het gehele rijk, die ook gekomen is onder Claudius.”(Hand 11:28)
Deze hongersnood werd vermeld door Tacitus, Suetonius en Eusebius, en deze was zeer zwaar in Jeruzalem. Josephus zei dat velen stierven van de honger. Ook Judea was zwaar getroffen door de hongersnood en de discipelen stuurden hulp.
“En de discipelen besloten, dat elk naar draagkracht iets zenden zou tot ondersteuning van de broeders, die in Judea woonden;” (Hand 11:29)
Eusebius noemde ook in dezelfde tijd hongersnoden in Rome, Judea en Griekenland. Er zijn genoeg aanwijzingen dat er hongersnoden waren in de jaren voor de val van Jeruzalem.
De pest
Hongersnoden en pest gaan hand in hand. De pest wordt vaak veroorzaakt door hongersnood. Suetonius schreef over de pest in Rome in de dagen van Nero, die zo zwaar was, dat in een herfst meer dan 30.000 mensen er aan overleden. Ook was de pest in Babylon 40 na Christus en in Italië 65 na Christus, en ook die veroorzaakten vele slachtoffers. De pest was er gedurende het leven van de discipelen tot aan de val van Jeruzalem.
Aardbevingen
Ervoeren de discipelen aardbevingen tijdens hun leven? Jazeker. Tacitus spreekt van aardbevingen in Rome. Hij schreef het volgend:
“Er waren veel aardbevingen, waardoor veel huizen werden verwoest” en “door aardbevingen in klein Azië veranderden twaalf grote steden in ruines”. Seneza, schreef in het jaar 58 na Christus, “Hoe vaak zijn steden in klein Azië en Achea overvallen door fatale aardbevingen, hoeveel steden zijn in Syrië verzwolgen, hoeveel in Macedonië! En hoe vaak is Cyprus niet beschadigt, hoe vaak Paphos verandert in een ruïne. Vaak kwam het nieuws tot ons dat hele steden compleet verwoest waren.”
In 60 na Christus, waren de steden Hierapous, Colosse en Laodicea door aardbevingen omgekeerd. Er waren aardbevingen in Kreta, Apamea, Smyrna, Chios, en Judea. Vele aardbevingen op de diverse plaatsen.
In tegenstelling tot wat Jezus zei, “het einde is nog niet nabij”, trekken velen deze passage uit z’n verband en zeggen dat dit tekenen van de eindtijd zijn, dat elke zware aardbeving, of hongersnood een teken is dat Jezus nu wel spoedig terug zal komen. Maar al deze dingen gebeurden in de tijd voorafgaand aan de val van Jeruzalem 70 jaar na Christus. En het zijn geen tekenen! Als we terugkijken in de tijd, wanneer waren er tijden dat er géén oorlogen, géén hongersnoden, géén epidemieën en géén aardbevingen waren? Deze dingen zijn geen tekenen. Jezus zei tegen zijn discipelen dat deze dingen het “begin der weeën” zijn,
“Doch dit alles is het begin der weeën.” (Matt 24:8)
Deze zinsnede wordt soms gebruikt in het oude testament om een grote pijn aan te duiden, en vaak genoemd om de pijn van een vrouw aan te geven bij een geboorte. In Jesaja 13:8, 26:17; Jeremia 4:31, 6:24 en Micha 4:9-10, wordt het altijd gebruikt om grote perioden van onrust aan te geven, “geboortepijnen bij dreigende gebeurtenissen”. In onze passage spreekt het van een periode van ellende en beproeving voorafgaand aan de terugkomst van de Here Jezus. Het gebruik hier is schijnbaar expres gekozen om de geboortepijnen aan te geven van een nieuwe wereld. Laten we eens kijken waar Jezus deze frase gebruikt,
“Nog een korte tijd en gij ziet Mij niet meer, en nogmaals een korte tijd en gij zult Mij zien, want Ik ga naar de Vader. Sommigen van zijn discipelen dan zeiden tot elkander: wat betekent dit, dat Hij tot ons zegt: nog een korte tijd en gij ziet Mij niet en nogmaals een korte tijd en gij zult Mij zien? Zij zeiden dan: wat is dit, dat hij dit tot ons zegt: nog een korte tijd? Wij weten niet, wat Hij bedoeld. Jezus bemerkte, dat zij Hem iets wilden vragen en zeide tot hen: redeneert gij hierover met elkander, dat Ik zeide: nog een korte tijd en gij ziet Mij niet, en nogmaals een korte tijd en gij zult Mij zien? Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, gij zult schreien en weeklagen, maar de wereld zal zich verblijden; gij zult u bedroeven, maar uw droefheid zal tot blijdschap worden. Een vrouw, die baart, heeft droefheid, omdat haar uur gekomen is; maar wanneer zij het kind ter wereld heeft gebracht, denkt zij niet meer aan haar benauwdheid, uit vreugde, dat een mens ter wereld is gekomen.” (Joh 16:17-19)
De discipelen zouden bedroefd worden tijdens de afwezigheid van de Jezus, maar hun droefheid zou overgaan bij zijn terugkomst. Dit voorbeeld van een vrouw in haar geboortepijn wordt gebruikt om het lijden aan te geven in de tijd voor de komst van de Here in Zijn koninkrijk.
“Nu, waarom schreeuwt gij zo luid? Is er geen koning bij u? Of is uw raadsman omgekomen, dat weeën als van een barende u hebben aangegrepen? Krimp ineen en schreeuw het uit, dochter Sions, als een barende; want thans zult gij uittrekken uit de stad en verblijven op het veld, gij zult naar Babel komen. Daar zult gij bevrijdt worden; daar zal de Here u verlossen uit de macht van de vijanden.” (Micha 4:9-10)
Jezus zei, “Al deze dingen zijn het begin der weeën.” Het zijn geen tekenen voor de discipelen en het zijn ook geen tekenen voor vandaag. “Al deze dingen” zijn geen tekenen van het einde maar strekken zich uit over de hele periode tussen de hemelvaart en Zijn tweede komst.
“Doch zij zullen u overleveren aan verdrukking en zij zullen u doden, en gij zult door alle volken gehaat worden om mijns naams wil.” (Matt 24:9)
Wie zal worden overgeleverd en vermoord? De discipelen. Nu is het natuurlijk waar, dat alle christenen lijden onder vervolgingen, maar Hij spreekt hier tot de discipelen. Hebben de discipelen dan geleden onder de verdrukkingen en zijn ze dan gedood? Jazeker, dat is te lezen in het boek Handelingen,
“Maar voor dit alles zullen zij de handen aan u slaan en u vervolgen, door u over te leveren in de synagogen en gevangenissen, u voor de koningen en stadhouders te leiden om mijns naams wil.” (Lucas 21:12)
Merk op dat Lukas toevoegt, “Maar voor dit alles”, om te laten zien dat de vervolgingen onmiddellijk aanvangt bij het begin van deze periode. De vervolgingen begonnen onmiddellijk na Pinksteren.
“Doch gij, ziet u toe op uzelf. Zij zullen u overleveren aan gerechtshoven, en in synagogen zult gij gegeseld worden en voor stadhouders en koningen zult gij gesteld worden om Mijnentwil, tot een getuigenis voor hen.” (Marcus 13:9)
Dit was allemaal vervuld in het leven van de discipelen,
“en zij sloegen de handen aan hen en stelden hen in bewaring tot de volgende dag, want het was reeds avond.” (Hand 4:3)
“en na hun vele slagen te hebben gegeven, wierpen zij hen in de gevangenis met het bevel aan de bewaarder hen zorgvuldig te bewaren.” (Hand 16:23-24)
Paulus werd voor Gallio geleid (Hand 28:12), Felix (Hand 24:24), en Agrippa (Hand 25:23). Stefanus dood gestenigd (Hand 7:59), Jacobus gedood door Herodus (Hand 12:2). Zodra Paulus begon te prediken onderging hij vervolgingen,
“En toen er verscheidene dagen verlopen waren, beraamden de Joden het plan hem te vermoorden.” (Hand 9:23),
“en hij sprak en redetwistte met de Grieks-sprekende Joden; maar deze trachten hem om te brengen.” (Hand 9:29)
Paulus was vijf maal door de Joden geslagen,
“Van de Joden heb ik vijf maal de veertig-min-één slagen ontvangen.” (2 Kor 11:24)
Jezus zei dat de discipelen zouden worden beproefd, geslagen, gevangen gezet; ze zouden worden gehaat om Zijns naams wil en sommigen gedood, ze zouden voor stadhouders, regeerders en koningen gebracht worden om te getuigen; ze zouden de wijsheid ontvangen om te spreken zodat de tegenstanders zouden zwijgen. De discipelen hebben dit allemaal meegemaakt voor de val van Jeruzalem, precies zoals Jezus had gezegd. Het was vervuld tot in elk detail.
“En dan zullen velen ten val komen en zij zullen elkaar overleveren en elkaar haten.” (Matt 24:10)
Vanwege de grote vervolgingen in die dagen, verlieten velen het geloof. Jezus sprak hier al over in Mattheüs 13,
“De op de steenachtige plaatsen gezaaid is hij, die het woord hoort en het terstond aanneemt met blijdschap; maar hij heeft geen wortel in zich, doch is iemand van het ogenblik; wanneer echter verdrukking of vervolging komt om der wille van het woord, komt hij terstond ter val.” (Matt13:20-21)
In die dagen werden vele christenen omgebracht, omdat andere zogenaamde christenen ze de rug toe keerden en hun overleverden om zo hun eigen leven te redden.
“En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden.” (Matt 24:11)
Dit is niet hetzelfde als vers 5, “valse Messiassen”, dit gaat over valse profeten onder de gelovigen. Waarschijnlijk heeft het betrekking op de Judaïstische oppositie tegen Paulus. Paulus sprak hier over.
“Want zulke lieden zijn schijn-apostelen, bedriegelijke arbeiders, die zich voordoen als apostelen van Christus.” (2 Kor 11:13)
Johannes sprak ook over valse profeten,
“Geliefden, vertrouwt niet ieder geest, maar beproef de geesten, of zij uit God zijn; want valse profeten zijn in de wereld uitgegaan.” (1 Joh 4:1)
“En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen.” (Matt 24:12)
Jezus verteld de gemeente te Efeze dat zij haar eerste liefde hadden verloren,
“Maar Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde verzaakt hebt.” (Openb 2:4)
Josephus schrijft ook over een toenemende wetteloosheid van de Joodse gemeenschap in de tijd van de discipelen. (zie “De Joodse Oorlog”)
“Maar die volhardt tot het einde, die zal behouden worden.” (Matt 24:13)
Er is veel gesproken over wat dit vers zeggen wil. Sommigen denken dat als zij niet trouw blijven aan Jezus tot aan de dood, zij niet gered worden. Maar dat geloof ik niet. Dan wordt het een redding door werken. Het zegt dat als zij niet zouden volharden, zij verloren zouden gaan. Ik geloof dat de Bijbel duidelijk leert dat behoudenis een cadeau is, het is gratis, en dat we dit niet kunnen verliezen.
“Hem echter die niet werkt, maar zijn geloof vestigt op Hem, die de goddelozen rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot gerechtigheid,” (Rom 4:5);
“Indien het nu door genade is, dan is het niet meer uit werken; anders is genade geen genade meer.” (Rom 11:6);
Geen van de uitverkorenen zal verloren gaan,
“en die Hij tevoren bestemd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd, deze heeft Hij ook verheerlijkt.” (Rom 8:30)
Wat zegt hij hier dan? Ik denk dat hij de gelovigen vertelt dat als zij getrouw blijven tot aan het eind, zij gered worden van de fysieke dood tijdens de val van Jeruzalem. Het Griekse woord gered is “sozo”. Dat betekend zoveel als verlossen, beschermen, genezen, bewaren, heel maken. De christenen die niet volhardden, maar die terug gingen naar het Judaïsme, stierven tijden de val van Jeruzalem. De gelovigen die trouw bleven vluchtten naar de bergen, zoals Jezus had gezegd, en werden op die manier gered van de fysieke dood.
“En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn.” (Matt 24:14)
Herinner je de vraag van de discipelen nog? “Wat zal het teken zijn van uw komst, en van de voleinding der wereld?” Over welk einde spreekt Jezus hier? De “voleinding” die we hier zien, is de verwoesting die over Jeruzalem en de tempel komen zou, het einde van de Joodse eeuw. Jeruzalem zou worden verwoest, maar eerst moest het evangelie over de gehele wereld verkondigt worden. Is dit gebeurd? Was het evangelie verkondigd in heel de wereld voor 70 jaar na Christus?
Het is waarschijnlijk dat de meeste christenen geloven dat wanneer het evangelie over heel de wereld is verkondigd, Jezus terug komt en de wereld ophoudt te bestaan. De meeste gelovigen zullen zeggen dat dit vers (14) nog niet vervuld is, het evangelie is nog niet over de hele wereld verkondigd. Hoe kunnen we weten dat dit wel gebeurd is? Jezus zei dat het einde zou komen als het evangelie over heel de wereld was gepredikt. Wat hier met het “einde” bedoeld wordt, is het einde van Jeruzalem, het einde van de oude verbondseeuw.
Sinds Jeruzalem was verwoest in het jaar 70 na Christus, kunnen we aannemen dat het evangelie toen was verkondigd over heel de wereld of we moeten aannemen dat Jezus zich heeft vergist. We gaan naar de Bijbel kijken of er ook teksten zijn die ons hier inzicht in kunnen verschaffen. Herinner je wat we zagen in vers 9,
“Dan zullen zij u overleveren aan verdrukking en zij zullen u doden, en gij zult door alle volken gehaat worden om mijns naams wil.“ (Matt 24:9)
Waarom zouden de apostelen gehaat worden door alle volken, als zij nog niet in heel de wereld gepredikt hadden? Ze waren gehaat door alle volken omdat ze gepredikt hadden in alle volken. Paulus verklaarde dat het evangelie was gepredikt aan elke schepsel onder de hemel,
“om de hoop die voor u is weggelegd in de hemel. Daarvan hebt gij tevoren gehoord in de prediking der waarheid, het evangelie, dat tot u gekomen is, gelijk ook in heel de wereld, en het draagt vrucht en wast het op, zoals ook bij u, van de dag af dat gij het gehoord hebt en de genade Gods in waarheid hebt leren kennen.” (Kol 1:5-6)
“indien gij slechts wel gegrond en standvastig blijft in het geloof en u niet laat afbrengen van de hoop van het evangelie, dat gij gehoord hebt en dat is verkondigd aan de ganse schepping onder de hemel, en waarvan ik, Paulus een dienaar geworden ben.” (Kol 1:23)
Jezus zei dat het evangelie gepredikt moest worden en Paulus zei 62 jaar na Christus dat het aan de ganse schepping was verkondigd. Paulus zei ook dat men in heel de wereld sprak van het geloof van de Romeinen,
“In de eerste plaats dank ik mijn God door Jezus Christus over u allen, omdat in de gehele wereld van uw geloof gesproken wordt.” (Rom 1:8)
Paulus zei dat het evangelie bekend was gemaakt aan heel de wereld,
“Hem nu, die bij machte is u te versterken; naar mijn evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring van het geheimenis, eeuwenlang verzwegen, maar thans geopenbaard en door de profetische schriften volgens bevel van de eeuwige God, tot bewerking van gehoorzaamheid van het geloof bekendgemaakt onder alle volken;” (Rom 16:25-26)
We weten dat Paulus reisde door klein Azië, Griekenland, en Kreta, dat hij in Italië was, en waarschijnlijk in Spanje en Gaul (Romeinen 15:24-28). Gedurende deze tijd zaten ook de andere discipelen niet stil; en binnen 30 jaar, nadat deze profetie was uitgesproken, waren er in deze regio’s veel kerken gesticht.
Er zijn velen vandaag die zeggen dat het evangelie nog niet in heel de wereld is gepredikt en Mattheüs 24:14 nog niet vervuld is. De Bijbel zegt dat alle volken van de wereld het evangelie hebben gehoord voor het jaar 70 na Christus. Wat gaat u geloven? Als je ontkent dat Mattheüs 24:14 vervuld is, dan ontken je datgene wat Jezus geprofeteerd heeft; je zegt dan eigenlijk dat Jezus een leugenaar is.
“En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn.” (Matt 24:14)
“en dan zal het einde gekomen zijn”, het einde van wat? Wat vroegen ze ook al weer? Het einde van de tempel en het einde van de Joodse eeuw. Hij zegt niet dat de wereld zal eindigen wanneer iedereen het evangelie heeft gehoord, of dat de eeuw van de christenen zal eindigen. Jezus vertelt duidelijk aan zijn discipelen dat vóór dat de tempel zou worden verwoest en vóór Zijn terugkomst en de voleinding der eeuwen, moest het evangelie gepredikt worden over heel de wereld. En dat is gebeurd. De tempel is verwoest, Hij kwam in heerlijkheid, en de oude verbondseeuw kwam tot een eind.
Dit betekent niet, dat vanaf toen het evangelie niet meer gepredikt hoefde te worden. Het evangelie moet altijd verkondigd worden. Kijk wat Petrus tegen de 12 stammen zegt maar indirect ook tegen ons,
“Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk (Gode) ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht:” (1 Petrus 2:9)
Wij wonen in het nieuwe Jeruzalem in de aanwezigheid van God en de uitnodiging gaat vandaag nog steeds uit. Merk op dat de uitnodiging uitgaat van de nieuwe hemel en aarde,
“En wie dorst heeft, kome, en wie wil, neme het water des levens om niet.” (Openb 22:17)